Baäl, de rode stier snelde weg, ver weg van het vervloekte dorp waar hij zijn godentoespraken had gehouden. Zijn roodverbrand achterste rookte na in de heuvels waar hij zich als de wiedeweerga wilde gaan verschuilen. Zijn koeiepraatjes waren niet in goede aarde gevallen in het dorp dat er nu geel en dor uitzag zonder zijn rode verschijning. Een eentonig, vrezend ...
Voor mijn ogen vlucht de warme lucht weg naar buiten. Weg, het is te warm, de muren zweten en laten hun bederfelijke geuren los, waarmee ze bekennen in welk een slechte staat ze zich bevinden. Ik zie hoe het trilt voor mijn ogen, nu ik voor het raam zit en uitkijk over de heuvel. Daar aan de overkant is het al herfst. Wat eerst egaal groen was, toont in deze tijd ...