EXT. DAG. SCHELPENPAD BOVEN KLIF NAAST DE ZEE

H. (36) wandelt over het pad.

CU: haar voet glijdt uit over een steen, die naar beneden valt.

H. valt om en klampt zich vast aan het duingras.

CU: de steen komt op de bodem van de zee neer.

H. staat weer op en wandelt verder.

~~~

Toen wandelde ze verder over het pad van fijn vergruisde schelpen. Het donkere water diep onder de kliffen lonkte. Witte schuimkoppen rolden geluidloos aan en staken sterk af tegen het massieve zeelichaam. Het witte pad balanceerde op een onweerstaanbare afgrond. H. keek om zich heen, overzag de afstanden en richtte haar hoofd op toen een bries over haar wangen streek, koel en zout als van onder water. De staalblauwe lucht werd aan de andere kant afgebiesd door duinstengels, met punten die in de ogen steken. De zon verwarmde haar botten bij inslag en maakte haar slaperig van binnenuit. Opnieuw streek een windvlaag over haar nek en blies de loden zon voor een moment weg, waardoor een wasem van zweet over heel haar lichaam verdampte. In dubbeldruk werd zij omlijnd, een keer in lood, een keer in glas rond haar geheel zachtgeworden lichaam. Een hagedis zat als versteend op het korstmos en glinsterde dan in een oogwenk weg. Het had veel tijd gehad om warmte op te bouwen voor die beweging: er komen hier zelden mensen voorbij. H. wandelde met zich herhalende gedachten, die haar zicht verraderlijk vertroebelden. Gelukkig vergde het pad aandacht toen die afboog naar beneden en gaandeweg bezaaid raakte met steeds grotere kiezels. Het waren grove interpuncties in een dalend discours. Boven haar hoofd kreeg het scherpe gras allure. Plotseling sprong een steen onder haar voet weg. Terwijl ze haar evenwicht verloor stuiterde die over het pad. Ze klampte zich vast aan een graspol, doorboorde haar huid, de steen rolde over de richel en verdween uit het zicht – de zee in. Voor altijd. Voortaan zal de steen onder water liggen, in plaats van boven op het verwarmde pad, badend in licht na een reis van miljarden jaren van opwaartse tektonische stuwing. H. dacht niet aan de steen en zijn lotsbestemming. De finaliteit die deze misstap had betekend sloeg enkel op haar eigen evenwicht. Hervonden, ketste de definitieve afdaling van de steen af op haar hervonden stabiliteit. Beneden zal de steen uiteindelijk de relatie met de zon verliezen. Nu een gebeurtenis en vanaf nu een eindeloos wiegen in het halfduister van een wereld onvergelijkbaar met het witte pad. Deze gebeurtenis had zonder enig gevolg alle gebeurtenissen van het millennium overschaduwd. De steen was gevallen. Voor een paar seconden had het in de lucht gehangen, vibrerend vanwege frictie met luchtstromingen. Een steen valt naar een planeet toe maar ook: een planeet valt naar een steen toe. Dan een plons, verzwolgen door wit geraas. Zigzaggend naar beneden als een pendule om zich te nestelen in de steenbedding. Geen beweging van de anderen, geen enkele reactie. Koud en glad werd de nieuwe steen opgenomen door stenen. Al heel snel was het niet van de anderen te onderscheiden, hoewel zijn warmte nog niet geheel was overgedragen aan het water. Een ogenblik in een zee. Maar van tijd was er al geen sprake meer, omdat gebeurtenissen door dit menselijke woord met een menselijke duur worden verbonden. H. stond oneindig hoger dan de steen. De steen bestond voor haar alleen nog maar als de bespookte rustplaats van haar lichaam. Het was bestaanbaar, maar het was niet gebeurd: haar lichaam was geheel intact en zette zijn ondoorgrondelijke metabolisme voort. Het lichaam van H. was een broednest. Een kolom minuscule insecten troepte samen boven haar hoofd en zwermden met haar samen het pad naar beneden.